Een praktische theorie over de relatie tussen onderwijzen, leren en de leeromgeving.
Het werk van de Nederlander Teun van Wijk (ICSadviseurs) gaat altijd over de relatie tussen mensen en hun omgeving. Zonder mensen is het niet mogelijk de waarde van een gebouw voor een lerende organisatie te bepalen. In het samenspel van “Afstemmen, Rekken en Vieren” komen onderwijzen, leren en de leeromgeving samen.
De menselijke maat is het uitgangspunt, met het kind in het middelpunt. Als een omgeving goed is voor kinderen, is het ook goed voor volwassenen.
Een kamer is veel meer dan alleen vierkante meters. De Nederlandse architectuurprofessor Aldo van Eyck stelde in de jaren zeventig: “Ruimte is de ervaring ervan! Maar wat maakt een goede ruimtelijke ervaring?
“Om dit zelf te ervaren, zou ik u willen uitnodigen om onder deze boom plaats te nemen. Relax, je hoeft niets te doen. Hier vindt u rust om na te denken, om na te denken over wat u hebt meegemaakt. En als je wilt, kun je hem delen met je twee reisgenoten op deze bank. Loop dan naar de rand en geniet van het panorama. Er is zoveel te doen! Wandelen, zwemmen, varen, kastelen bezoeken – er is veel te ontdekken.
Heb je zin om even op of onder de boom te gaan zitten? Alles is mogelijk, er heerst een vakantiesfeer. Alles lijkt met elkaar verbonden te zijn. Een goede ruimtelijke ervaring komt voort uit een open verhouding tussen verblijven (onder de boom, daar wil ik blijven) en reizen (door het landschap, ik wil blijven gaan)”.
Een rijke, interessante (onderwijs- en leer-) omgeving bestaat uit contrasten. Bij contrasten is het altijd “en-en” en nooit “of-of”.
- Verblijf EN reis
- Comfort EN avontuur
- Bekend EN onbekend
- concentreren EN ontdekken
- kalm EN dynamisch
- klein EN groot
- Bepaald EN onbepaald
- weinig EN veel
- gesloten EN open
- Ruimte EN landschap
- warm EN koud
- fysiek EN virtueel
- …
Dat is ruimte, maar het heeft ook te maken met onderwijzen en leren. Zoals het spreekwoord zegt: op het raakvlak van het bekende en het onbekende is er ruimte voor leren!
De leerruimte waar dit gebeurt kan klein of groot zijn. Een klaslokaal, een teamgebied, een schoolgebouw, een hele campus, een stad.
Voorbeeld 1: Stenden University Leeuwarden (2001)
Het beeld van een boom in een landschap van Karl Friedrich Schinkel stond model voor het ruimtelijk concept van de Hogeschool Leeuwarden.
De campus bestond uit verschillende afzonderlijke gebouwen. In het plan zijn deze met elkaar verbonden door een boulevard. Er is een nieuw hart gecreëerd, bestaande uit een leerlandschap omringd door alle diensten voor studenten en docenten.
Basisprincipes waren: Studentgericht, Ontmoeting, Teamwork, Veel verbindingen, Weinig beperkingen, Servicegericht, Gastvrije cultuur, Internationaal, Flexibel, Stimuleren van innovatie, Meer leren door te doen. De basisprincipes waren toen zeer modern, maar zijn nu gemeengoed geworden.
Het ging erom in de hele sector van het hoger onderwijs leeromgevingen te creëren die samenwerking en ontmoeting bevorderen. Elke plek voelt aan als zijn eigen boom, met uitzicht op alle diensten voor studenten en docenten. Deze diensten voor studenten en docenten omvatten de centrale ingang, een receptie, een restaurant, een mediatheek, en een front office voor de administratie. Er is veel gaande, er is veel dynamiek, en toch kun je er goed werken.
In het hart van de universiteit wordt een sterk gevoel van saamhorigheid gecreëerd.
De combinatie van vaste tafels en ronde mobiele tafels maakt een flexibel gebruik mogelijk.
Voorbeeld 2: Internationale school Oman (2016)
Het International Primary Curriculum is ontwikkeld voor Nederlandse scholen in het buitenland en vervolgens verder ontwikkeld voor internationale scholen in het algemeen. Wereldwijd maken 1.500 scholen gebruik van IPC, waarvan 400 in Nederland.
Van 2012 tot 2016 werkte ik in Oman aan de planning van een internationale IPC-school, van stedenbouw en ontwerp tot interieurontwerp.
De missie van de school sprak me onmiddellijk aan: “Een passie voor leren koesteren door alle kinderen onder onze hoede een verzorgende maar uitdagende omgeving te bieden waarin ze ernaar streven hun volledige potentieel te bereiken”. In de woorden “koesterende en toch uitdagende omgeving” herkende ik mijn idee van ruimtelijkheid: de boom in het landschap.
Bij het ontwikkelen van deze visie spelen de ideeën van Prof. Dr. Spencer Kagan over coöperatieve leerstrategieën een belangrijke rol, met als centraal concept “Matching, Stretching and Celebrating”. Bij “matching” gaat het om het aanpassen aan de talenten en leerstijlen van leerlingen. “Uitrekken” betekent uitbreiden door van elkaar te leren, juist omdat je verschillend bent, en die verschillen te gebruiken. Celebrating” gaat over het plezier van samen leren, kennis delen en resultaten presenteren. Leervreugde zorgt ervoor dat mensen hun leven lang leren, elkaar waarderen en een leergemeenschap vormen. Het motto van de school is dan ook: “Passie voor leren”.
“Matching, Stretching, Celebrating” beschrijven niet alleen een leerstrategie maar ook een positieve ruimtelijke ervaring in een contrasterende omgeving, zoals de boom in het landschap. “Passend” betekent ook je thuis voelen. “Het verlangen om te ontdekken uit te rekken. “Vieren”: de ruimtelijke verbinding, het gevoel deel uit te maken van een ruimtelijk systeem dat plaatsen bevat waar mensen elkaar ontmoeten. En ook: saamhorigheid, het gevoel deel uit te maken van de hele school.
Ik heb dit idee voor de school op verschillende niveaus uitgewerkt. Binnen een klaslokaal kunnen er 8 hoeken zijn voor kinderen met verschillende interesses. Dat er overal ruimte is om materialen op te hangen, bijvoorbeeld. Leeromgevingen die leerlingen zelf kunnen ontwerpen en beïnvloeden. Op grotere schaal bestaat een school uit leerfamilies met samenhangende groepen van onderwijsruimten en plaatsen waar deze worden gedeeld. Op een hoger schaalniveau is de school een leerdorp met faciliteiten die door de hele buurt worden gebruikt.
Hersenvriendelijk leren
Het samenspel tussen “afstemmen, rekken, vieren” is ook het antwoord op de vraag of alles in een school altijd transparant of gesloten moet zijn. Ik denk dat een goed evenwicht belangrijk is. Met speciale aandacht voor de gevoeligheid van de hersenen. Een belangrijke trend voor leeromgevingen is naar mijn mening het op de hersenen gebaseerde leren, zoals onder meer beschreven door de neuropsycholoog prof. Erik Scherder. Samen bewegen en zingen is niet alleen leuk, maar heeft ook een positieve invloed op de hersenen, de lichamelijke gezondheid en het leren. Hiervoor zijn echter omgevingen en gebouwen nodig die dit mogelijk maken. Een te open omgeving kan onbedoeld beperkend werken.
Boven: Voorbeeld Ignatiuss Gymnasium (Van Stigt Architect)
Deze school heeft twee klaslokalen omgebouwd tot een gemeenschappelijke leerruimte en een ruimte voor de leraren. De wanden van de klaslokalen kunnen in tweeën worden geopend. Op die manier kan de beslissing voor meer openheid of meer stilte altijd worden afgestemd op de behoeften van de leerlingen.
Duurzaam en veerkrachtig
De klimaatcrisis vergt een gedragsverandering: “Als je de wereld wilt veranderen, begin dan op school”. De schoolomgeving biedt tal van mogelijkheden. Niet alleen om de energietransitie zichtbaar te maken, maar ook door meer te leren over de natuur, door de buitenkant opnieuw in te richten, bijvoorbeeld met schooltuinen, en door de binnenkant van het gebouw te vergroenen.
Voor mij betekent de vraag naar toekomstige tendensen vooral de vraag hoe te reageren op veranderingen. Een lerende organisatie willen zijn, als onderdeel van een grotere lerende gemeenschap, meer leren uit ervaring en dat dan snel kunnen toepassen, ruimte bieden om dingen uit te proberen.
Manieren vinden om dit samen te doen, vandaar mijn engagement om de PrismaTabel methode te ontwikkelen.
In ruimtelijk en functioneel opzicht moeten verschillende plaatsen worden gecreëerd waar organisaties kunnen samenkomen en innoveren door van elkaar te leren. Zoals de innovatieworkshops en het Technasium (zie …).
Dit alles vereist omgevingen en gebouwen die veerkrachtig zijn: bestendig, veerkrachtig, gezond en in staat om flexibel op veranderingen te reageren. Dit heeft gevolgen voor het gebouwenbestand als geheel, maar ook voor het gebouw als gezond organisme.